Vriendelijk
Van veel oude stammen die oorspronkelijk poolhonden hield is bekend dat zij hun honden met hardheid bejegenden. Deze honden maakten geen deel uit van het gezinsleven, maar waren werktuigen die hun nut moesten bewijzen. Die volkeren selecteerden hun honden niet op een prettig karakter, maar op doorzettingsvermogen, wilskracht en gehardheid. Veel poolhonden in die tijd waren niet gemakkelijk. Vaak stonden zij bekend als snelle bijters. Vooral onderling kwamen nogal eens vechtpartijen voor als de honden bij elkaar konden komen, waarbij dikwijls dodelijke slachtoffers waren. De roedel keerde zich dan vaak tegen één exemplaar, dat bezweek onder de overmacht.
De Samojeed is een beetje een vreemde eend in deze bijt. Het Samojedenvolk behandelde hun honden goed. De honden werden binnen gehouden en zij dienden als speelkameraadje voor de kinderen. Een sociaal karakter en betrouwbaarheid waren voor deze mensen dus belangrijke eigenschappen van hun honden en men selecteerde hierop. Deze selectie op vriendelijk gedrag heeft in belangrijke mate het karakter van de Samojeed bepaald.
Engeland
In 1889 verbleef de Britse spoorweg ingenieur Ernest Kilburn Scott drie maanden bij Samojedenstammen. Hij keerde terug naar Engeland met een bruine pup met wit op borst, staart en benen. Hij gaf het dier als cadeau aan zijn vrouw Clara die de reu ‘Sabarka’ noemde. Zij showde hem onder de rasnaam Samojeed, naar het gebied waaruit hij afkomstig was. Tevens schreef zij in 1909 de eerste rasstandaard. Vier jaar later importeerde het echtpaar Kilburn Scott uit de westkant van de Oeral een crèmekleurige teef die zij ‘Whitey Petchora’ noemden. Zij werd gedekt door ‘Sabarka’ en uit deze combinatie werden witte, bruine en zwarte pups geboren.
Belangrijk voor de ontwikkeling van het ras in Europa was ook ‘Antartic Buck’. Deze reu had een expeditie naar Antarctica overleefd en was daarna in de Australische dierentuin terechtgekomen. Hij werd daar in 1908 uitgehaald door het echtpaar Kilburn Scott, waarna hij in Engeland als dekreu werd gebruikt.
Een andere reu, ‘Musti’, werd uit Siberië geïmporteerd. Hij was eigendom van Lady Sitwell, maar werd voor de fokkerij uitgeleend aan Clara Kilburn Scott.
In het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw vroeg mevrouw Kilburn Scott de kennelnaam ‘Farningham’ aan. De honden van het echtpaar Kilburn Scott vormden, samen met de honden die door ontdekkingsreizigers werden meegenomen, de basis voor het ras in Europa. In 1905 werd de Samo-jeed als ras erkend door de Engelse Kennel Club.
Poolexpedities
Al gebruikten het Samojeedse volk hun honden niet of nauwelijks als sledehond, bekend is dat de negentiende eeuwse poolonderzoekers deze honden wel voor hun slee spanden. Dit ging met wisselend succes. Het is lastig om nog te reconstrueren in hoeverre de Samojeden werden ingezet als sledehond, want aanvankelijk werden alle honden die uit Siberië kwamen Samojeed genoemd.