Vaccinatie op maat: Titerbepaling bij pups
De meeste pups worden meerdere keren gevaccineerd – op 6, 9 en 12 weken – omdat bekend is dat maternale antilichamen ervoor kunnen zorgen dat een vaccinatie niet aanslaat. Maar is dat afdoende?
Hoe weet u eigenlijk óf uw hond wel beschermd is?
Pups krijgen vlak na de geboorte via de eerste moedermelk (colostrum of biest), antilichamen (antistoffen) mee die bescherming bieden tegen besmettelijke en dodelijke ziekten. Deze zogenaamde maternale antilichamen zijn tijdelijk en verdwijnen geleidelijk, maar kunnen tot wel 20 weken of langer aanwezig zijn in het bloed van de pups. Indien de moederhond echter geen of te weinig antilichamen heeft, krijgen de pups deze niet via de biest binnen en zijn ze onbeschermd! Het is belangrijk om pups op het juiste moment te beschermen door middel van een vaccinatie waarbij antilichamen worden aangemaakt die zorgen voor een blijvende immuniteit.
Het doel van een vaccinatie is om honden immuun te maken voor bepaalde ziekten. Het is echter een misvatting om te denken dat alle dieren die zijn ingeënt ook daadwerkelijk beschermd zijn. Bij jonge dieren die nog beschermd zijn door de maternale antilichamen, slaan vaccins niet altijd aan. Pups worden meestal ingeënt op 6, 9 en 12 weken. Vervolgens krijgen ze nog een laatste vaccin toegediend op een jaar en daarna worden ze elke 3 jaar gevaccineerd tegen besmettelijke hepatitis, parvo en hondenziekte.
De meeste pups worden meerdere keren gevaccineerd omdat bekend is dat maternale antilichamen ervoor kunnen zorgen dat een vaccinatie niet aanslaat. Door regelmatig, om de drie weken, een vaccin toe te dienen, bestaat de kans dat er eentje pakt. Het probleem zit hem in het feit dat de meeste pups al op 12 weken hun laatste vaccinatie krijgen toegediend. Doordat de maternale immuniteit tot 20 weken en soms nog langer kan aanhouden, slaat de vaccinatie niet aan en is er een grote kans dat ze vervolgens onbeschermd rondlopen tot de volgende vaccinatie, die op de leeftijd van 1 jaar wordt gegeven. Mensen denken dan ten onrechte dat hun hond door deze vaccinatie optimaal beschermd is, terwijl deze nog steeds gevaar loopt om ziekten op te lopen en te verspreiden. Ze gaan onbeschermd naar hondenscholen, pensions, shows en wedstrijden, dierenevenementen, uitlaatveldjes enzovoorts.
Optimale vaccinatieschema’s
Het zou veel beter en meer verantwoord zijn om het huidige vaccinatieschema aan te passen volgens de vaccinatierichtlijnen van de WSAVA. De WSAVA is een wetenschappelijke commissie, die wereldwijd richtlijnen uitzet met betrekking tot de vaccinaties van honden en katten. In deze richtlijnen staat o.a. vermeld dat het niet verstandig is om de laatste vaccinatie toe te dienen vóór de leeftijd van 16 weken. Daarna zijn er twee mogelijkheden:
- een titerbepaling op 20 weken. Indien de uitslag positief is dan hoeft de hond geen extra vaccinatie te krijgen en kan het dier afhankelijk van de uitslag na een bepaalde periode opnieuw worden getiterd.
- de vaccinatie die normaal gesproken op 1 jaar wordt gegeven, te vervroegen naar 26 weken. Dit om te voorkomen dat het dier onbeschermd rondloopt tot de leeftijd van 1 jaar.
De meeste pupkopers krijgen een pup die vanuit het nest al 1 keer (vaak rond de 6 weken) is gevaccineerd. Een dergelijke pup kan 3 weken na de vaccinatie getiterd worden. Op dat moment is het nog niet altijd duidelijk of de antilichamen die gemeten worden, afkomstig zijn van de moeder of van het vaccin. Daarom moet er enkele weken later opnieuw getiterd worden. Blijken de titers dan gedaald, dan is het zeker dat dit maternale antilichamen zijn. Afhankelijk van de hoogte van de titers op dat moment kan de pup dan gevaccineerd worden of met intervallen van enkele weken opnieuw worden getiterd totdat deze laag genoeg zijn om succesvol te kunnen vaccineren. Zijn de titers hetzelfde gebleven dan is dit een teken dat de vaccinatie is aangeslagen. Wat jammer is, is dat de meeste pups meestal alleen maar een vaccinatie tegen hondenziekte en parvo gekregen hebben, waardoor ze alsnog gevaccineerd moeten worden met een cocktail waarin ook besmettelijke hepatitis zit.
Eerst titeren
De beste en meest doeltreffende methode is, om bij een nog niet gevaccineerde pup vlak voordat deze het nest verlaat, een titerbepaling uit te voeren. Indien de bepaling aantoont dat er nog voldoende maternale antilichamen aanwezig zijn, dan is vaccineren zinloos. De antilichamen zullen het vaccin onklaar maken. Vervolgens gaan we de pup, die dan waarschijnlijk al bij de nieuwe eigenaar zit, na ongeveer 3 weken opnieuw titeren. Indien de antilichamen gedaald zijn onder het beschermende niveau en het niveau waarop een vaccinatie kan aanslaan, zal er gevaccineerd worden met een cocktail die verzwakte levende virussen van besmettelijke hepatitis, hondenziekte en parvo bevat. Vervolgens wordt er ongeveer 3 à 4 weken na deze vaccinatie opnieuw een titerbepaling uitgevoerd om te zien of de pup daadwerkelijk voldoende antilichamen in het bloed heeft en beschermd is tegen de genoemde ziekten. Indien dit het geval is, dan betekent dit dat de hond door slechts 1 vaccinatie volledig beschermd is tegen de genoemde ziekten. Omdat het diertje nog erg jong is en het immuunsysteem nog niet volledig is ontwikkeld, kan er een jaar later nog een keer getiterd worden om te zien of de bescherming nog steeds goed is. Indien dit het geval is, kan er vervolgens om de 3 jaar een titerbepaling worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van de WSAVA.
Bron: Onze Hond